Een artikel van Francis te Brake
De hedendaagse droomcultuur is zeer divers en kent uiteenlopende stromingen, die onderling vaak van elkaar afwijken en herhaaldelijk botsen. Ik vind het daarom boeiend de vele stromingen te onderzoeken en de bronnen ervan te raadplegen. Ik probeer tevens de bronnen, die onze cultuur reeds in een ver verleden beïnvloed hebben, zover mogelijk te traceren, om zo de meest oorspronkelijke te vinden. Voor dit artikel heb ik me verdiept in het werk van de neo-platonische filosoof Iamblichus (ca. 242–325 na C., Syrie) en zijn visie op theürgie. Dit vanwege de parallellen die er bestaan met bepaalde vormen van droomwerk.
Henosis
Het woord ’theürgie’ is afgeleid van het oudgriekse ’theourgia’ wat ‘het goddelijke bewerken’ betekent. Het betreft een spirituele praktijk, een complex geheel aan ceremonieen en rituelen met liturgische elementen, met als doel spirituele transformatie en henosis, oud-Grieks voor ‘mystieke eenheid’en ‘vereniging’ (met het goddelijke).
Iamblichus was een Neoplatonische filosoof, een groot geleerde, die in zijn werk: ‘Over de Mysterieen’ bijzondere aandacht besteedde aan de essentie van theürgie, waarbij hij zich met name liet inspireren door de Chaldeische orakelen en het werk van Pythagoras en Plato.
Daarbij benadrukte hij het belang van ontvankelijkheid en het zich volledig openstellen voor de goddelijke interventie. De ziel, die volgens hem ingedaaldwas in het lichaam, wordt als zodanig het medium voor de wil en de activiteit van de goden. Zonder deze ontvankelijkheid en een zekere extase van het gewoontebewustzijn was geen theürgie mogelijk.

Parallellen met de droom-praktijk
Hier schemeren parallellen door met het droomwerk in mijn praktijk, zoals de verschuiving in het bewustzijn, die optreedt als we terugkeren naar de droom. Zodra we het landschap van de droom opnieuw betreden en ons identificeren met het droom-ik, vindt er ook lijfelijk een verschuiving plaats. Als droom-ik maken we namelijk deel uit van de droom en worden we door de droom omgeven. We gaan de droom van binnenuit ervaren. Gevorderde dromers kunnen zich gaan richten op andere bewustzijnslagen in de droom, die zetelen in bepaalde personages, objecten, of dieren. Net als bij Iamblichus geldt ook hier het lichaam als voertuig voor de spirituele of transpersoonlijke ervaring.
Schisma
Deze fenomenologische benadering, waarbij de directe, intuitieve ervaring centraal staat, stond ten tijde van Iamblichus in sterk contrast met de filosofische benadering van Plotinus en zijn leerling Porphyrius, die op zijn beurt een leraar was van Iamblichus. Zij meenden namelijk dat de filosofische praktijk van de rede de vereniging met het goddelijke zou kunnen bewerkstelligen. Zij beriepen zich daarbij op het ‘nous’, oud-Grieks voor geest of intellect. Volgens Plotinus was dit een hogere (of de hoogste) vorm van filosofisch denken.
Wat daarbij ook een rol heeft gespeeld, was de theorie dat de ziel niet of slechts ten dele geïncarneerd was en dat het gericht zijn op de Ideeënwereld (de dimensie waar de ziel volgens Plato vandaan komt en weer naar terugkeert) een intelligibel gericht zijn betreft. Dit betekent dat deze Ideeënwereld slechts door dit hogere denken gekend kon worden. Plotinus stelde zich dan ook twee identiteiten voor: de ziel werd beschouwd als het ware zelf en het aardse lichaam als een inferieure metgezel. Kortom: Plotinus en Porphyrius vertegenwoordigden een wezenlijk andere houding en visie dan Iamblichus. Dit veroorzaakte een schisma tussen de filosofen.

Mysteriescholen
Dit betekent niet dat Iamblichus kennis niet van belang achtte, of het denkvermogen onderschatte. Wie zich verdiept in de oude mysterieculturen en het gedachtegoed van de klassieke filosofen, zal versteld staan over het niveau van de wetenschappen en gnosis uit die tijd. Het schisma ontstond feitelijk binnen deze faculteiten. Iamblichus kan daarbij beschouwd worden als degene die de oude kennis en praxis van de mysteriescholen wenste te verdedigen ten opzichte van een op hande zijnde ontwikkeling, waarbij de nadruk meer en meer op het intellect zou komen te liggen. De mens (zo vreesde hij ) zou daardoor van het goddelijke verwijderd raken.
Grondhouding
Er is namelijk juist een verlies van onze gebruikelijke oriëntatie, identiteit en grip vereist, om de zo essentiele verschuiving in het bewustzijn en de noodzakelijke attitude met betrekking tot de spirituele ervaring te bevorderen. Juist het vermogen om een staat van ‘niet-weten’ en ontvankelijkheid te bereiken, helpt ons om andere centra van bewustzijn te ervaren en open te staan voor het ondenkbare.
Deze instelling, waarbij het ego de controle loslaat en de geest leeg en tegelijkertijd ‘wakker’ (helder) is, kan tijdens de hypnagoge fase ervaren worden. Dit is de fase tussen waken en slapen. Gedurende deze fase wordt het ego op non-actief gesteld en vindt er een verschuiving van het bewustzijn plaats. Dit ’tussen-bewustzijn’ is bewust en tegelijkertijd passief, het neemt waar zonder te analyseren, interpreteren of te oordelen. Het is uitgebreid zonder zich op specifieke objecten te richten of iets te willen. Het bevindt zich in een staat van maximale ontvankelijkheid en vertrouwen, kortom: de ziel is ontdaan van alle ruis en zodoende in staat om de bovennatuurlijke spirituele input te bevatten en zelfs dat te (ver)dragen, wat voor het ego -het kleine ik- ondraaglijk toeschijnt.
De ziel wekken
In zijn artikel ‘Containing Ecstasy: The Strategies of Iamblichean Theurgy’ (2018) licht Gregory Shaw dit als volgt toe:
‘Het aanroepen van de oude namen van de goden roept niet het goddelijke tot ons, maar wekt de “ene in de ziel” zodat de god zich via ons met zichzelf verenigt. De rol van de ziel in deze theurgische unie vereist een ontvankelijk vermogen om de goddelijke kracht te bevatten en de “ene in ons” toe te staan de ziel te wekken uit de slaap van het gebruikelijke zelfbewustzijn. Niet langer afgeleid door abstracte formuleringen of de verleidingen van discursieve gedachten, keert ons “heilige oog” terug naar zijn diepere affiniteit met de goden.‘
In het stuk tekst van Gregory Shaw wordt ‘de ene in de ziel gewekt en verenigt zich via ons met zichzelf’. Ook hier wordt opnieuw duidelijk dat Iamblichus het standpunt inneemt van de geïncarneerde ziel, tevens wordt duidelijk hoe die vereniging in haar werk gaat. De ziel wordt als het ware tijdelijk ingenomen of bezeten.


Hypnagogie
Menig droomwerker (her)kent de waarde en het belang van de hypnagoge staat voor het droomwerk. Door deze tussenstaat voorafgaand aan het droomwerk te realiseren, wordt het mogelijk gemaakt om veel dieper in de droom te zakken. Het ingenomen worden door of het in de huid gaan van andere droom-personages, dieren of objecten kan op dat nivo spontaan en lichamelijk ervaren worden via het proces van identificatie. Dit blijkt vaak echter best een opgave te zijn, omdat het droom-ik meestal nog sterk verbonden is met het gewoontebewustzijn en het ego van de dromer.
Hier herkennen we het schisma, dat ten tijde van Iamblichus reeds speelde. Het filosofisch denken en het denkvermogen hebben bovendien door de inzet van Descartes ((Franse filosoof en wiskundige, 1596-1650) een wetenschappelijke basis gekregen in het rationalisme. Ofschoon Descartes met zijn werk een waardevolle bijdrage heeft geleverd en de filosofisch-wetenschappelijke ontwikkeling heeft geïnspireerd, kan de nadruk op het denken en de identificatie daarmee (‘cogito ergo sum’ :’ik denk, dus ik ben’) negatieve gevolgen hebben.
Schemergebied
Dit wetende kan het helpen om tijdens de hypnagoge fase je bewustzijn en grondhouding te trainen. Robert Moss heeft in zijn boek ‘Droom Bewust’ een oefening beschreven, die hiervoor geschikt is. De oefening heeft als titel ‘Plezier in het schemergebied’. (blz.133)
Voor gevorderde dromers kan het interessant zijn om zich te bekwamen in de WILD (Wake-Initiated Lucid Dream) methode, een techniek die erop gericht is lucide dromen op te wekken. Een andere afkorting die ik hier wil noemen is FAC, wat staat voor ‘Falling Asleep Consciously’. Eigenlijk hebben de twee methodes veel met elkaar gemeen, het verschil zit ‘m met name in de intentie en het doel. Zowel bij de WILD als de FAC methode gaat het erom zolang mogelijk bewust te blijven tijdens de hypnagoge fase om van daaruit de slaap- of droomstaat bewust te betreden. Je rekt de hypnagoge fase als het ware uit door bewust waar te nemen wat er gebeurt. Je stelt je open voor beelden, sensaties, geluiden en andere input. Dit zonder te oordelen, te willen in- of begrijpen, controleren, of labelen. Langzaam maar zeker wordt de droom opgebouwd: het weefsel gaat zich verdichten, contouren worden scherper en je neemt meer details waar.
Ook als je in slaap valt en de lucide staat niet bereikt, is het toch een boeiende oefening en de moeite waard om te trainen. De samenwerking met het onbewuste wordt erdoor verbeterd en krijgt meer diepgang, maar ook scherp je het ’theurgische vermogen’ van de ziel, die volgens Iamblichus zo onontbeerlijk was.
Bronvermelding
- Shaw, Gregory, Artikel (2018): Containing Ecstasy: The Strategies of Iamblichean Theurgy, Stonehill College.
- Moss, Robert (1996): Droom bewust (oorspr. titel: Conscious Dreaming), Uitgeverij Becht Haarlem
- LaBerge, Stephen (2022): video: Exploring Consciousness with Lucid Dreams: www.lucidity.com
- http://www.lucidity.com/
- Morley, Charlie (2013): Dreams of Awakening: Lucid dreaming and mindfulness of dream & sleep. Uitgeverij Hay House GB
Francis te Brake, april 2025, Deventer