Een artikel van Francisca te Brake
De gedachte ‘droombewustzijn is maakbewustzijn’ kwam opnieuw bij me op toen ik het programma van het Performance festival Utrecht doornam. Op de kunstacademie bleek na enkele jaren dat ik me thuis voel bij deze speciale vorm van maken. Dat het verband houdt met de Dada en Fluxusbeweging, (kunststromingen uit de jaren 20 resp. jaren 60 van de vorige eeuw), was ik me toen niet bewust.
Het betrof vooral een innerlijke drijfveer, die gepaard ging met een verlangen om te onderzoeken en te experimenteren, een drijfveer die ook aan de basis van deze kunststromingen blijkt te liggen. Ik wens me te verbinden met een ruimte, die het maakproces beïnvloedt en lijkt te voeden. Dat is feitelijk ook wat we tijdens droomwerk doen. Het verlangen om mijn bewustzijn op te rekken door middel van deze verbinding en van daaruit keuzes te maken, die ik niet zelf had kunnen bedenken, spelen daarbij een rol. Misschien herken je dat verlangen. Mogelijk ben je je er niet van bewust. Je voelt je echter als een vis in het water, zodra je de verbinding ervaart met het proces en jezelf daaraan durft over te geven.
Wat dromers en makers nu eigenlijk met elkaar verbindt, probeer ik in deze bijdrage uiteen te zetten.
Das Dritte Auge
Vorig jaar zag ik tijdens een wandelvakantie een boek van Ellen Auerbach met als titel: ‘Das dritte Auge’. Ellen Auerbach (Rosenberg) was een Duits-Amerikaanse fotografe, die leefde van 1906 tot 2004. De foto hieronder toont de voorkant van het boek van E. Auerbach. Je ziet een portret van een vrouw met gesloten ogen. Het is een prachtige zwart-wit foto, gevoelig en subtiel, maar ook toepasselijk met betrekking tot de titel: ‘Das dritte Auge’.

In dit boek beschrijft Ellen Auerbach hetzelfde (maak)proces, maar formuleert het vanuit een andere invalshoek, namelijk die van de fotografie. Het is daarbij heel boeiend om te lezen over haar drijfveren: ‘De poging om uit te drukken wat er achter de oppervlakkige schijn van de werkelijkheid schuilgaat, wat voelbaar maar niet zichtbaar is, werd een centraal thema in het artistieke werk van Ellen Auerbach en kenmerkte tegelijkertijd haar persoonlijke zoektocht naar betekenis.’ (Vertaald uit het Duits)
Ellen Auerbach zag de foto’s als uitingen van individuele perceptie, die tot doel hadden om het wezenlijke/de essentie van de dingen naar buiten te brengen. Ze schrijft vervolgens dat dit moeilijk is, omdat we gewend zijn alles een naam en kenmerken te geven. Dat weerhoudt ons ervan om een grotere onderliggende realiteit te voelen. Ze doelt daarmee op bepaalde eigenschappen van het ego als centrum van ons gewoontebewustzijn. Het is een van de functies van het ego om ordening aan te brengen en zo een wereld te begrijpen, die continu verandert. Deze veranderlijke wereld is relatief, maar het is tegelijkertijd deze relatieve werkelijkheid waar we in leven.
Het objectief
Tijdens het maak- en droomwerk-proces sluiten we als het ware de ‘uiterlijke’ ogen, om op een andere, meer intuïtieve manier te kunnen zien. We ervaren dan een objectiever soort werkelijkheid. Een werkelijkheid die onder de oppervlakte van de verschijnselen schuilgaat. Wat hierbij opvalt is dat bij camera’s ook wel wordt gesproken van een objectief. Een objectief is het onderdeel van een camera, dat een of meerdere lenzen bevat om mee te fotograferen. Het objectief wordt op het te fotograferen object gericht. Een camera fotografeert alles wat er voor de lens komt en maakt dus geen onderscheid. Een camera oordeelt niet.

Degene die de camera hanteert maakt uiteraard wel persoonlijke keuzes, maar als altijd spelen er factoren mee, die we ons niet bewust zijn. Dit merkte Ellen Auerbach op, nadat ze foto’s ontwikkeld had in de donkere kamer. In de tijd dat Ellen Auerbach leefde, bracht zij daar waarschijnlijk menig uur in door. In die tijd was de procedure namelijk veel ingewikkelder dan tegenwoordig en kon het dus wel even duren voordat je de resultaten zag. Op dat moment kwam ze tot een verrassende ontdekking. Ze had lange tijd in een boomgaard doorgebracht om er te fotograferen. Ofschoon ze geen inspiratie
voelde, besloot ze alsnog om enkele opnames te maken. Pas tijdens en na het ontwikkelen zag ze de schoonheid van een paar foto’s van twee olijfbomen, die met elkaar leken te dansen. De visuele
kwaliteit van dit tafereel had ze echter tijdens het fotograferen niet opgemerkt. Ze trok de conclusie dat niet haar bewustzijn, maar haar ‘derde oog’ de schoonheid van de dansende bomen had herkend.
Het ‘derde oog’ zag zij als dat deel van haar dat onbewust waarneemt en daardoor beter kan fotograferen. Het derde oog neemt namelijk intuïtief waar.
De donkere kamer
Een donkere kamer zou je kunnen vergelijken met een slaapkamer, waar zich gedurende de nacht dromen ontwikkelen. In dromen is het derde oog eveneens actief en als we droomwerk toepassen sluiten we vaak de ogen om zo meer toegankelijk te worden voor de diepere lagen van de droom en het droombewustzijn.
In een droom die ik onlangs had, wees mijn innerlijk oog me – net als bij de foto’s van de olijfbomen – op verborgen aspecten van visuele kunst en schoonheid. Ik droomde deze droom enige tijd voorafgaand aan een familiebezoek. Meerdere familieleden zouden kunstwerken komen ophalen, die ze uitgekozen hadden. Ik had een jaar ervoor laten weten dat ik graag oudere kunstwerken weg zou willen geven, met daarbij de wens dat ze in de familie zouden blijven. Om hen een overzicht te kunnen geven, had ik een soort catalogus gemaakt en die aan hen doorgemaild. In de periode voor hun bezoek had ik mijn atelierwoning geheel ingericht met deze werken. Daar zat ook fotografisch werk bij, onder andere van ensceneringen met tricot.

Verder had ik het interieur aangepast, om meerdere bezoekers te kunnen ontvangen. Daardoor kreeg ik een geheel andere kijk op de ruimte.
De avond voor hun bezoek liep ik rond om alles in me op te nemen, waarbij ik overspoeld werd door een gevoel van dankbaarheid en trots. Er was ook een gevoel van afscheid van het oude, waarbij de werken, die ik zo heel lang geleden gemaakt had, elders opnieuw tot leven zouden komen om anderen te inspireren. Zo keek ik terug op een lange en intensieve periode. Ik had er heel veel tijd en energie in gestoken, maar besefte ook dat er tegelijkertijd een transformatie- proces op gang gekomen was. Ik keek met een nieuwe blik, alsof ik verhuisd was, of misschien droomde ik dit wel.

Ik droom dat de eerste bezoekers (twee zussen en een zwager), die kunstwerken van mij komen ophalen, zijn gearriveerd. Ik besef dat ik nog van alles klaar dien te zetten en voel me wat gehaast. Als ik de aangrenzende ruimte betreed, zie ik dat mijn jongste zus op een kunstwerk ligt, als op een hangmat. Het betreft een foto op doek van een enscenering. De andere zus ligt een eind lager op een bank en verderop zie ik mijn zwager op een andere bank liggen. Ze lijken alle drie te slapen. Ik ben verrast, niet alleen daardoor, maar ook vanwege de prachtige hoge en lichte ruimte, die meerdere vides heeft. Ik loop naar de thermostaat om de verwarming wat hoger te zetten. De thermostaat lijkt op een ingenieus antiek kompas, een prachtig rond instrument van metaal met draaibare onderdelen. Het instrument doet me denken aan een uitvinding van Da Vinci.
De droom lijkt de transformerende ervaring, die ik had, te versterken, door de woonruimte van het droom-ik hoger, groter en lichter weer te geven. Extra vides versterken het effect van diepte.
Ook blijkt het technisch vernuftige stuk antiek een prachtig object, waar het droom-ik niet op uit gekeken raakt. Het droom-ik ging een drempel over naar een aangrenzende ruimte, waar alles nieuw wordt. Zo’n beweging gaat vaak gepaard met onbevangenheid en verwondering. Het intuïtieve waarnemen kent geen weerstand of oordeel.
In de droom is het droom-ik wakker en slapen de drie eerste gasten. Misschien dromen ook zij over kunst, inspirerende ruimtes of ingenieuze apparaten.
Dit artikel is gepubliceerd in het Droomjournaal van de VSD, 30e jaargang, nr.2. Francisca te Brake, droomwerker, trainer, kunstenaar
gaaf